Ze kijkt rond. Om zich heen.
Ze staat met beide voeten op de grond, ook al voelt het alsof alles en iedereen om haar heen draait. Zij staat stil, terwijl de wereld doorgaat—op een tempo dat haar onzeker maakt.
Haar handen vinden haar hoofd en onrustig trekt ze aan haar haren. Het voelt alsof iedereen aan haar trekt. Maar wat wil ze? Wie is ze? En wie wil ze zijn? Die vragen spoken door haar hoofd. Soms weet ze niet eens wie ze zelf is, laat staan wie ze wil worden.
Haar gedachten trekken haar voeten van de grond. Even is ze niet meer hier. Even staat ze hier niet meer. In haar gedachten ziet ze een pad—een lang pad, zonder te weten waar het naartoe leidt. Ze is bang om dat pad te volgen. Maar blijven stilstaan is ook geen optie.
Opeens voelt ze een hand in de hare. Ze kijkt naar rechts en ziet haar beste vriendin, hand in hand met haar.
“Ik loop met je mee,” zegt ze.
Samen lopen ze het pad op. Met elke stap voelt ze zich sterker, en elke stap gaat iets gemakkelijker. Elke stap brengt haar dichter bij het einde van het pad.
Halverwege stopt haar vriendin.
“Vanaf hier kan je alleen verder,” zegt ze zacht. “Ik ben er als je niet meer durft. Maar dit moet je zelf doen. Jij kan dit.”
Angstig kijkt ze haar vriendin aan en plots voelt ze zich weer alleen. Ze staat stil. Weer staat ze stil. Haar voeten voelen als steen. Maar stap voor stap werkt ze zich vooruit.
In de verte hoort ze haar vriendin roepen:
“Je kan dit! Je bent er bijna!”
Het is zwaar en het duurt lang, maar uiteindelijk bereikt ze het einde. Het einde waar ze altijd op heeft gewacht. Vanaf dat moment staat ze niet meer stil.
Haar gedachten keren terug naar de realiteit. Ze vindt zichzelf—en draait mee met de wereld.
Haar wereld. Echte wereld.
Reactie plaatsen
Reacties